Bittere armoe
Als een regio geen eigen bestuur krijgt, ontbreekt natuurlijk ook vaak het initiatief tot verbetering en ontwikkeling. Het ooit welvarende Brabant raakt achterop en zelfs in verval. Dat heeft hier op de schrale zandgronden z'n sporen diep nagelaten.
1722, verlaten boerderijen
Zestien boerengezinnen verlaten door armoed en onmagtiheijt gedreven hun boerderijen. De bijbehorende 45 hectaren grond liggen gewoon braak en zijn bezig te verwilderen. Natuurlijk, dit zijn keuterboertjes. Drie hectare grond per bedrijf is ook in die tijd niet veel. Maar toch. Normaal gesproken zouden ze er van in leven hebben kunnen blijven.
Dit vertrek, met achterlating van huis en grond, is natuurlijk niet uit weelde. Het zijn barre tijden. Ook de andere boeren moeten het dus moeilijk hebben.
De crux zit in het systeem van onroerend goed belasting van die dagen, de zogenaamde Verpondingen. Die belasting werkt niet met een individuele aanslag, maar met een aanslag per dorp. Hooge Mierde telt zoveel huizen, en zoveel grond. Dat is dan samen zoveel geld. Zie maar dat het opgebracht wordt.
Het probleem is nu dus dat de overgebleven boeren ook de belasting van hun afgehaakte collega's op moeten hoesten. Maar ook zij hebben geen geld meer. Zij zijn daardoor genootsaakt in deese bedroefde neeringloose tijden hun beste vee, soo van koeyen als schapen, voor een geringe prijs te verkoopen.
Een smeekbede richting de overheid is succesvol. De belastingaanslag wordt gewijzigd. De in onbruik geraakte huizen en gronden tellen niet langer mee. Verlichting? Of enkel uitstel van executie?
1724, nog meer gestopte boeren
Twee jaar later: Intussen zijn nog eens tien boerderijen verlaten, met samen zestig hectare grond. En van zeven boeren is bekend dat ze hun land nog wel bewerken, maar daar absoluut geen inkomsten van genieten. Zij kunnen net in hun levensonderhoud voorzien dankzij een ondersteuning door de Armenkas.
1806, karig rantsoen
Volgens een enquêteur eet de bevolking alleen op grote feestelijkheden vlees. En spek alleen op hoge kerkelijke feestdagen.
Normaal gesproken zijn alle vleesproducten bestemd voor de handel.
1807, schamele aanblik
Dit dorp heeft geen het minste aanzien, en is te tellen onder de armste Dorpen van de Meijerij.
1808, gebrek aan voer
Een misoogst veroorzaakt een groot gebrek aan veevoer. Het geld om elders voer te kopen ontbreekt vaak. Twaalf runderen sterven van de honger. Verscheidene anderen zijn totaal verzwakt. Zij moeten door behulp van den Mensch in de stallen worden opgebeurt, omdat ze bijna geen kragt van levensgeest meer bezitten.